5. De Eeuw van het Kind
Leestijd: 6 minuten
Iets meer dan honderd jaar geleden begon onze moderne twintigste eeuw. De eeuw waarin auto’s, vliegtuigen, bioscoopfilms, televisies, computers werden uitgevonden.
Aan het begin van de eeuw van de modernisering stonden allerhande pioniers klaar om geschiedenis te schrijven.
Montessori schreef haar boek over de ontdekking van het kind rond de eeuwwisseling. Jan Ligthart pleitte net als zij voor meer liefde in het onderwijs, meer ruimte voor het kind om zelf te ontdekken. De Zweedse feministe Ellen Key, die Jan Ligthart en zijn school in Den Haag bezocht heeft, noemde de nieuwe eeuw, De Eeuw van het Kind. De eeuw waarin nieuwe inzichten zouden zorgen voor een betere opvoeding en beter onderwijs. Haar boek met deze titel verscheen in 1906. Zij schreef, aan het begin van hoofdstuk vijf, over De Zielemoorden in de Scholen:
Wien tot taak werd gesteld een oerwoud met een pennemes te vellen, zou waarschijnlijk dezelfde vertwijfeling-wekkende onmacht voelen, die den ijveraar voor de hervorming van het tegenwoordige schoolsysteem vervult – dit ondoordringbare kreupelhout van dwaasheid, vooroordelen en misgrepen, waar op ieder punt de aanval gericht kan worden, maar iedere aanval met de voorhanden zijnde middelen vruchteloos blijft.
Aan de school van den tegenwoordigen tijd is iets gelukt, wat volgens de natuurwetten onmogelijk moest zijn; vernietiging van een stof, die eenmaal bestaan heeft. De drang naar kennis en naar zelfstandig werken die de kinderen daarheen brengen, zijn in den regel na het eindigen van den schooltijd verdwenen, zonder zich omgezet te hebben in kennis of belangstelling.
Een school was in haar tijd een instituut waar de ziel van het kind vermoord werd. En daar moest wat aan worden gedaan. Nu honderd jaar later, in 2015, zit mijn zoon Peter, een jongen met een normale tot hoge intelligentie, thuis omdat de school hem niet meer wil. Er zitten duizenden kinderen thuis. Om dezelfde reden als honderd jaar geleden. Omdat ze niet stil kunnen zitten, omdat ze het voortdurende moeten niet aankunnen, omdat hun nieuwsgierigheid er niet wordt aangewakkerd, omdat op de scholen hun ziel vermoord wordt.
Ja, toegegeven, veel kinderen, de meeste kinderen, overleven school. De ziel van Sam, Peters broer, is er geloof ik niet vermoord. Hij was dolblij toen hij van school af was, dat wel, want hij vond het er niet leuk, maar dat is geloof ik alles. Er was opluchting omdat hij aan de opleiding van zijn keuze mocht beginnen. En daar steekt hij zijn hele ziel en zaligheid in. En dat is zonder meer de winst van de huidige tijd. Als je aan de voorwaarden voldoet, mag je de opleiding van je keuze gaan doen, ongeacht of je vader werkloos, dokter of politicus is.
Ik lees de boeken van Montessori, Ligthart en Key en wordt gegrepen door de bevlogenheid van deze mensen. Ze schrijven met liefde over jonge kinderen, over de prachtige wijze waarop ze groeien en op onderzoek uitgaan als ze de kans en de ruimte krijgen. Deze vernieuwers hadden het voordeel van de tijd waarin ze leefden. Rond de eeuwwisseling maakten veel mensen van gezag zich zorgen over de toenemende problemen in de samenleving. Scholen waren hopeloze instituten zo lees ik in de geschiedenisboeken. Er bestond voedingsbodem voor nieuwe ideeën. Het onderwijslandschap was een braakliggend terrein. De school van Jan Ligthart in Den Haag werd bezocht door pedagogen en andere nieuwsgierigen uit allerlei landen. Ellen Key zou uitgeroepen hebben toen ze er was: ‘Hier is mijn droom verwezenlijkt!’ Waarop Ligthart antwoordde: ‘De mijne nog niet.’ Dit lees ik in de inleiding van In Zweden. Een verrukkelijk boek van een positief mens met een groot gevoel voor humor en een flinke dosis cynisme. Ligthart werd uitgenodigd om in Zweden te komen vertellen over zijn school en zijn ideeën om het aanschouwelijk onderwijs van die tijd te veranderen in zaakonderwijs. In een serie lezingen zet hij uiteen hoe het onderwijs vanaf de eerste klas wordt opgebouwd. In die tijd leerden kinderen vooral door op te dreunen wat de juf voor de klas aanwees op platen (aanschouwelijk). Ligthart maakte het onderwijs levend.
De duimstok van de timmerman bracht ons naar een maatje van 4 centimeter, dat de kinderen zelf konden vouwen, en waarmee ze, steeds metende bij de handenarbeid, het metriek stelsel werden binnengeleid. (…)
Van het hout van de vloer ging het naar de bomen op de speelplaats, die het hout leverden, en we zaten midden in de plantkunde. Die bomen leerden we niet bekijken door naar de delen te wijzen onder de voor- en nazegmuziek: “Dit-is-de-stam-van-de-boom”, maar door een jongen erin te laten klimmen, of de juffrouw!
In 1918 kreeg Nederland voor het eerst een minister voor onderwijs en in 1969 een allesomvattende wetgeving. Sindsdien bestaat het huidige stelsel van basisonderwijs, dat valt onder de wet primair onderwijs, en mavo, havo, vwo/gymnasium, dat valt onder de wet voortgezet onderwijs. En dan zijn er nog wetten voor middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs.
Ik heb papa laatst gevraagd wat hij er eigenlijk van vond dat de HBS werd afgeschaft. ‘Honderd jaar kind,’ zei hij, ‘bestond de HBS, de Hogere Burger School, in 1863 opgericht. Eigenlijk een prachtige school. Mooi breed onderwijs. Je leerde er alles. Echt voor studiebollen. De HBS heeft er eind negentiende eeuw voor gezorgd dat je niet meer met alleen Latijn en Grieks naar de universiteit kon. De HBS werd veel belangrijker dan dat chique clubje. Veel zakelijker. Het was nodig ook. Het ging zo hard, de ontwikkelingen. De faculteiten schoten als paddenstoelen uit de grond.’
‘Het waren in het begin maar een handjevol kinderen die er heen gingen toch?’ Ik wilde papa toch even laten blijken dat ik erover had gelezen. ‘En alleen jongens.’
‘Ja alleen jongens. Dat klopt wel ja, maar dat veranderde snel hoor. In de jaren twintig gingen er al meisjes naar de HBS. En je had voor de meisjes natuurlijk de MMS.’
‘Maar wat vond je er dan van papa, dat de HBS werd afgeschaft destijds.’
‘Ach lieve kind. Elke verandering is moeilijk. En de reden was goed. Je moest op je twaalfde kiezen voor een bepaalde schoolsoort en dan was er geen weg terug. Je kon van de MULO niet doorstromen naar de HBS. Als je op je twaalfde niet goed genoeg was dan hield het eigenlijk zo’n beetje op. Dat is het mooie van de Mammoetwet. Die heeft ervoor gezorgd dat kinderen door kunnen groeien.’
Er wordt al een eeuw gedelibereerd over twaalfjarige kinderen en het moment dat ze zouden moeten kiezen voor hun verdere leven. Deze discussie zetten we tot op de dag van vandaag voort. Vroeger hadden we dan nog de MULO die dan weliswaar niet aansloot op hoger onderwijs, maar het mooie was wel, zoals ik er nu over denk tenminste, dat de MULO in de wet bij de lagere school hoorde. Het was Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. Dat was fijn voor de leerlingen die in dit niveau pasten, want juist sommige zaken die nu kinderen doen uitvallen had je op de MULO niet. Op de MULO kreeg je bijvoorbeeld net als op de lagere school les van één leraar en je zat gewoon in je eigen klaslokaal. Het bereidde voor op beroepsopleidingen (kweekscholen) zoals die van onderwijzer, vroedvrouw en stuurman. Nu heet het Mavo en hoort dit onderwijsniveau bij het voortgezet onderwijs. Sindsdien heeft elk kind van twaalf, zelfs in het speciaal onderwijs, het deftige maar dubieuze genoegen om elke drie kwartier te worden opgeschrikt door een idiote bel waarna je van klas moet wisselen om een nieuwe leraar voor je neus te krijgen. Iets wat voor veel kinderen een ware hel is.
In de tijd dat papa naar de HBS ging zaten er misschien tien kinderen in een klas. In die tijd had een leraar nog tijd om zijn leerlingen door dik en dun bij te staan. En dat was nodig ook, want op de HBS bestonden geen vakkenpakketten zoals we die nu hebben. Er was een talige en een exacte richting en verder moest je gewoon alles leren. Maar zelfs onder de knappe kinderen van gegoede huize, waren er veel die aan dat onderwijssysteem ten onder gingen. Aan het begin van de twintigste eeuw maakte men zich al zorgen over het geestelijk welzijn van kinderen die op school overbelast werden met te veel vakken en te veel huiswerk.
Er is veel veranderd in het onderwijs in Nederland sinds het begin van de twintigste eeuw. Kinderen worden niet meer met honderd tegelijk in een klas gezet met een krijtje en een leitje en één onderwijzer ervoor. En toch denk ik bij het lezen van bijvoorbeeld het boek van Ellen Key; er is ook veel hetzelfde gebleven. In Nederland is uiteindelijk iedere aanval met de voorhanden zijnde middelen vruchteloos gebleken. De scholen puilen uit van de mooie leermiddelen, scholen zijn rijk in Nederland, maar de structuur is nog steeds hetzelfde. Stilzitten luisteren, leren en binnen de tijd klaar zijn. In het geval van Peter bleek het recht op onderwijs alleen en vooral een geschreven recht. En een onbarmhartig moeten. Hij heeft er geen diploma aan overgehouden, maar wel een diep trauma.
We hebben een eeuw achter de rug vol hoopvolle onderwijsvernieuwers die denk ik allemaal niet lang genoeg leefden om duidelijk te maken wat ze nou precies bedoelden.
Wat is er nu anders? Waar hebben al die mensen in de afgelopen honderd jaar naar gezocht?
Een halve eeuw na de eerste aanstelling van een minister van onderwijs en bijna dertig kabinetten later werd de Mammoetwet ingevoerd. De nieuwe wet is een wet die ervoor moet zorgen dat de hele bevolking naar een hoger niveau gebracht wordt, zowel mentaal als economisch. Allemaal op dezelfde manier, geen rekening houdend met de verschillen tussen mensen. De eeuw van het kind heeft ons feitelijk niets opgeleverd. Slechts nog meer geestelijke armoede, zij het op een materieel comfortabel niveau.
Een mens leert vanuit nieuwsgierigheid. Deze wijsheid van pedagogen bestaat al eeuwen. De wijsheid van een kabinet is de politiek van de dag, het belang van de gevestigde orde.
Als gevolg hiervan heeft de gezondheidszorg zich in gelijke tred met het onderwijs ontwikkeld tot een miljoenenbedrijf met de bijbehorende schatrijke elite. Maar intussen gaat de samenleving en deze industrie meer en meer gebukt onder het groeiende leger van ontspoorde jonge mensen, gespeend van de drang naar kennis en zelfstandig werken, onwetend wie ze zelf zijn en wat ze zouden willen worden.
Comments
Post a Comment