11 RT, Remedial Teacher

 

Juf Debbie van groep 3 rustte haar kin in haar hand en keek mij indringend aan. Ik betrapte mijzelf erop dat ik weer veel zat uit te leggen. Juf Debbie had daarvoor een hele tirade afgestoken. Peter bleef niet in zijn bankje zitten. Hij stond voortdurend op en viel dan andere kinderen lastig. Hij kreeg zijn dagtaakje nooit af en als Juf Debbie dat als huiswerk mee naar huis gaf was het vaak niet gemaakt. Ik probeerde uit te leggen dat het misschien een beetje te makkelijk was voor Peter. Misschien als er wat moeilijker werk werd gegeven dat Peter zich dan meer uitgedaagd voelde.

Juf Debbie legde uit dat onderpresteren inderdaad een kenmerk was van hoogbegaafdheid maar dat ze bij Peter niet het gevoel had dat hij abnormaal intelligent was. En het verklaarde trouwens ook niet waarom Peter alsmaar opstond en rond ging lopen en andere kinderen boos maakte.

‘Vindt u het goed dat ik Peter aanmeld voor RT? Straks heeft hij een te grote achterstand om nog in te halen.’

‘Achterstand? Hij kon in groep 2 al lezen!’

‘Ja, maar hij is toch pas in bakje 1. De meesten zijn al bij bakje 3. Misschien is het toch een beetje te moeilijk voor hem.’

Te moeilijk? Ik kon het mij niet voorstellen. Later zou ik erachter komen dat er meer kinderen, vooral jongetjes in bakje 1 waren en dat er ook veel kinderen nog bezig waren met bakje 2. Waarom die haast?

‘Misschien was het toch beter geweest als Peter een jaartje langer had gekleuterd.’

Het was een discussie geweest. De juf van groep 2 vond Peter lastig. Maar Jan en ik waren bang dat hij alleen maar lastiger zou worden als hij niet naar groep drie zou mogen.

 

Het was donderdagochtend acht uur en Peter wilde niet naar school. Hij had buikpijn beweerde hij. Maar het was de derde donderdag op een rij dat Peter klaagde over buikpijn en niet naar school wilde. Ik was zoals de meeste werkende moeders op woensdag vrij, niet op donderdag. Ik belde mijn moeder.

‘Heeft hij nu weer buikpijn?’ riep mijn moeder verbaasd door de telefoon. ‘Nou ja, ik kom wel.’

 

Wat mij nog helder voor de geest staat, als ik terugdenk aan deze tijd, is de vanzelfsprekendheid waarmee ouders hun kinderen lieten keuren. En ik oordeelde zelf net zo makkelijk over andermans kind. Ik weet nog dat ik een moeder tegenkwam op straat die ik al een poosje niet gezien had op het schoolplein. Haar zoon zat een klas hoger dan Peter, maar ook hem had ik al een poosje niet gezien. Ik sprak haar aan. Ze deed eerst heel vrolijk en opgewekt maar toen ik haar vroeg naar Josh, begon ze te huilen. Ik stond een kwartier te luisteren op straat naar een verhaal wat ik op dat moment niet kon geloven. Josh zat inmiddels op een andere school. En hij was er diepongelukkig. Hij had op de Montessori twee vriendjes gehad maar op de nieuwe school maakte hij geen vriendjes. Ze vertelde me hoe ze had geprobeerd om Josh op de Montessori te houden maar dat was niet gelukt. Hij was dyslectisch en las nog steeds op een te laag niveau. Het rekenen ging ook niet goed en de juf van groep vier en mevrouw Rakkers van RT hadden haar uitgelegd dat het op school X, veel rustiger was en dat Josh daar veel meer tot zijn recht zou komen. Daar zouden ze echt aandacht hebben voor zijn problemen. Maar dat was helemaal niet waar, vertelde de moeder. Het was er vreselijk. Josh ging alleen maar slechter lezen en hij plaste nu ’s nachts ook weer in bed.

Ik was geschokt, maar tot mijn schande moet ik bekennen dat ik ook dacht: Er zal wel meer aan de hand zijn. Het zal wel aan jou liggen, dacht ik, of er is iets met Josh wat ernstiger is dan je wil toegeven. En daar zijn speciale scholen voor. Dat was een mooi ding.

 

En daar zat ik zelf, tegenover mevrouw Rakkers van RT. En het eerste wat ik dacht: jij gaat mijn kind niet wegsturen. Mij bekroop onmiddellijk het onheilspellende gevoel dat ik in hetzelfde schuitje terecht kon komen als de moeder van Josh. En dat ging niet gebeuren. Mijn Peter, die alle verschillende kevers in de tuin wist te benoemen, die op zijn vierde al het verschil wist tussen zoogdieren en vissen, tussen walvissen en haaien, tussen spinnen en torren, die de bomen aan de bladeren wist te herkennen. Nee, dit kind zou nooit hetzelfde overkomen als Josh.

‘Bij de laatste citotoets scoorde Peter opvallend laag, ver onder het gemiddelde.’ Stak Rakkers van wal na het beleefde welkomstpraatje.

‘De citotoets?’ vroeg ik. ‘Die krijgen ze toch pas in groep 8?’

Mevrouw Rakkers glimlachte toegeeflijk. ‘We toetsen vanaf groep 3. Daar merken de kinderen niets van hoor.’

‘Oh. Nou ik in ieder geval ook niet,’ zei ik bitser dan ik bedoelde.

‘Als u even met mij mee wilt kijken,’ ze schoof een tabel over tafel naar me toe, ‘dan ziet u dat Peter voor wat betreft begrijpend lezen, tja …, toch wel flink onder het gemiddelde zit.’

Ik keek naar een stuk papier waar een grafiek op te zien was met twee stijgende lijnen. De ene was van Peter en de andere was die van het normale kind op die leeftijd, legde Rakkers uit. Peters lijn zat lager dan die van het normale kind. Normale kind? Ik vroeg ernaar. ‘Bedoelt u dat Peter niet normaal is?’

‘Qua score niet nee.’

Ik was niet voorbereid op deze confrontatie. Mevrouw Rakkers zag mijn verwarring en begon troostend tegen me te praten. Ze zou Peter een poosje onder haar hoede nemen. Ze had het weliswaar heel erg druk maar er was net een leerling overgeplaatst naar een andere school. Josh? Dacht ik onwillekeurig. Dus er was een plekje vrij.

‘Was dat Josh?’ vroeg ik.

‘Wat bedoelt u?’

‘Die leerling die overgeplaatst is?’

‘Ik mag natuurlijk niet praten over andere leerlingen,’ zei Rakkers vriendelijk, ‘maar nee, Josh is al wat langer weg.’

De gedachte dat er dus net nog een leerling was weggestuurd, stelde mij niet bepaald gerust.

 

Ik belde Maria.

Jan zat aan de andere kant van de oceaan. Even bellen naar het schip was er in die tijd niet bij. Jan belde zelf als hij lang genoeg in een haven lag. Voorwaarde was dan wel dat de havendienst een telefoon aan boord zette en dat hij vrij was op een moment dat het bij ons niet midden in de nacht was.

 

Maria bleek zoals gewoonlijk goed op de hoogte. Ze wist mij van alles te vertellen over de mogelijkheden die ouders tegenwoordig hebben om zich tegen vervelende scholen te verweren.

‘Al zit jouw Peter wel op een goede school.’

‘Oh ja?’

‘Ja die school heeft echt een goede naam.’

‘Oh.’ Ik voelde me moeder Josh.

Maria raadde me aan om zelf een onderzoek te laten doen. Zij kende een moeder die dat ook had laten doen bij haar eigen dochter. Het bleek dat bij het meisje de linker- en rechterhersenhelft niet goed samenwerkten. ‘Kijk, met zo’n rapport van een specialist moet de school wel aan de slag.’

‘Hoe is het nu met dat meisje?’, vroeg ik.

‘Oh nou, nog steeds niet goed hoor. Maar sommige ouders hebben zoveel te zeuren.’

Moeder Josh.

‘Oh ja?’

‘Ja weet je. Ik denk dan …, misschien willen die ouders te veel. Sommige ouders hebben te hoge verwachtingen en daar is zo’n kind dan slachtoffer van.’

‘Vind je dat ik te hoge verwachtingen heb? Voor Peter?’

‘Oh nee! Lieve schat! Dat bedoel ik niet! Peter is hartstikke slim! Natuurlijk wil je voor hem het beste!’

‘Eigenlijk wil ik alleen maar dat hij met plezier naar school gaat. Hij is elke donderdag thuis met buikpijn.’

‘Wat is er dan op donderdag?’

‘Oh dat is wel een goede vraag. Dat weet ik niet eigenlijk.’

Ik wist het wel maar ik wilde niet dat Maria gelijk conclusies ging trekken. Peter had gym op donderdag. Zou hij dat niet leuk vinden? Het was me ook opgevallen dat Peter nooit vriendjes mee naar huis vroeg. Sam had een heel clubje om zich heen. Elke woensdag werd er na school druk onderhandeld op het plein over wie bij wie ging spelen. Peter moest ik altijd uit de zandbak halen. Daar zat hij dan meestal in een hoekje. Wel met kinderen om zich heen. Maar speelde hij daar dan mee? Ik nam mij voor om er eens op te letten.

 

 

Jan was thuis met verlof en mijn ouders waren op bezoek.

Hij had langer aan boord moeten zitten dan afgesproken. De rederij had het moeilijk. Volgens Jan hadden ze te weinig mensen in vaste dienst en werden er nu af en toe uitzendkrachten ingezet. Die waren duurder dan vast personeel dus werd de tijd aan boord opgerekt. Elke keer dat Jan op zee was, kwamen er een paar weekjes bij en deze keer was hij bijna twee maanden langer aan boord geweest dan dat er in zijn arbeidsovereenkomst was afgesproken. Zes maanden! Ingeborgs woordenschat was in die tijd verdubbeld. Jan herkende zijn eigen dochter bijna niet meer.

Vroeger stoorde het mij niet dat Jan ging varen. Ik had mijn eigen werk en bezigheden. Maar nu, met de moeilijkheden op de school van Peter en ons kleine meisje dat zo hard groeide. Sam werd stoer. Als ik zie hoe blij ze zijn dat papa terug is.

 

Jan zag moe. Hij had Ingeborg op schoot die al een beetje indommelde. We waren klaar met avondeten. De jongens hadden zich zachtjes van de stoel laten glijden en hingen inmiddels voor de televisie.

‘Hoe is het nu met Peter op school?’ vroeg Jan, ‘ik vind hem zo stilletjes.’

‘We moeten hem laten onderzoeken’, antwoordde ik wat plompverloren. Dan was het maar gezegd.

Mijn vaders wenkbrauwen gingen omhoog. Mijn moeder zei: ‘A gottekens toch.’ En Jan zei: ‘Wat?’

‘De RT-er zegt dat hij achterloopt.’

‘Wat is een RT-er?’

Mijn vader nam het woord.

‘Marta heeft het over de remedial teacher. Dat is een onderwijsspecialist. De meeste goede scholen hebben tegenwoordig zo iemand in vaste dienst. Een erge goede ontwikkeling hoor. Kinderen die het niet redden in de klas komen nu sneller in beeld en dan kan er eerder wat aan gedaan worden. Wat bedoel je met een onderzoek Marta?’

‘Er is een jongetje weggestuurd van school. Wat zeg ik? Ik weet al van twee kinderen die weggestuurd zijn. Ik wil niet dat ons dat ook overkomt.’

‘Ach zo’n vaart zal dat niet lopen’, zei mijn vader.

‘Weggestuurd?’ zei Jan.

‘Ja, ik kwam laatst een moeder tegen. De moeder van Josh. Josh zit niet meer op de Montessori. Volgens zijn moeder hebben ze haar verkeerd voorgelicht. Op een andere school zou het beter zijn maar dat bleek helemaal niet zo.’

‘Ach, die verhalen’, zei mijn vader, ‘je weet nooit zeker hoe het echt zit met zo’n kind.’

‘Maar ik snap het niet.’ Jan had met gefronste wenkbrauwen van de een naar de ander gekeken. ‘Wegsturen? Waarom zouden ze Peter wegsturen?’

‘Hij zit onder het gemiddelde’, zei ik.

‘Dat is een momentopname,’ zei mijn vader, ‘daar moet je niet zo zwaar aan tillen.’

‘Rakkers tilt er zwaar aan.’

‘Rakkers?’

‘De RT-er.’

‘Heet dat mens Rakkers? Ik zal die rakker eens wat vertellen!’ We moesten allemaal lachen. ‘Wat denkt ze wel?’ Dat laatste zei Jan zachtjes tegen het slapende gezichtje van Ingeborg.

‘Zal ik haar maar in bedje leggen?’ Hij stond voorzichtig op met ons kind in zijn armen. Ik dankte de hemel dat hij thuis was.

Comments

Popular posts from this blog

25 De SBO-school

24. De beslissing

22 De directrice