12 Het Onderzoek bij de orthopedagoog
Op advies van mijn vader vroeg ik mevrouw Rakkers of ze iemand wist die Peter kon onderzoeken. ‘Als die mensen elkaar kennen, zal de school zich ook makkelijker laten adviseren’ meende mijn vader.
Mevrouw Rakkers vond het heel verstandig dat we deze stap namen. Een goede bekende van haar was orthopedagoog. Mevrouw X had haar eigen praktijk in de buurt van de school. Er was een wachtlijst van een maand. ‘Een wachtlijst?!’ riep Jan uit. ‘Hoeveel kinderen moeten er naar zo’n orthopedagoog?’ Dat laatste kwam er wat laatdunkend uit.
Het onderzoek bestond uit twee bezoekjes en kostte 350 euro. We hadden de euro nog maar net en Jan rekende direct uit dat het dus 700 gulden kostte en was verbijsterd.
Ik benaderde onze verzekering. De consulente legde mij uit dat ze die vraag heel vaak kregen, maar dat dergelijke onderzoeken voor eigen rekening waren. Scholen hadden zelf de mogelijkheid om kinderen te onderzoeken, legde de dame aan de telefoon uit. ‘Maar als we als ouders het niet eens zijn met de bevindingen? Dan hebben we toch recht op een second opinion?’
De dame aan de telefoon vond het heel vervelend maar zolang er geen sprake is van een ziektebeeld, is er geen reden voor de ziektekostenverzekering om iets te vergoeden. Het woord ziektebeeld gaf me een schok. Het voelde als een keuzemoment. Waarom gingen we naar die orthopedagoog? Wat wilden we van haar horen?
Johanna belde omdat ze net een kunstwerk had verkocht in een kleine galerie. Ze was helemaal in de gloria. Nadat ze me omstandig had uitgelegd welk doek er verkocht was en hoeveel het had opgebracht en dat ze nu echt hoopte op een doorbraak, vroeg ze naar Peter. Ze had mama gesproken.
‘Ik begrijp niet dat je je zo laat opjutten. Dat is helemaal niets voor jou,’ zei ze na mijn verhaal aangehoord te hebben.
‘Maar als hij het nou niet redt? Dan is het mijn schuld. Dan zal hij mij later verwijten dat ik niets voor hem gedaan heb. Hij is toch slim genoeg?’
‘Ja natuurlijk is hij dat. Je klinkt bijna net als papa maar dan anders. Ik vond er niets aan vroeger op school. Ik geef hem geen ongelijk.’
‘Nou dit helpt niet echt.’
‘Nee, dat snap ik wel. Iedereen moet professor worden. Dus jouw kind ook.’
‘Nou nee, dat is het helemaal niet. Ik vind het geweldig dat jij je eigen weg gekozen hebt. Maar dat deed je wel toen je volwassen was. Je hoefde niet op je zesde al te kiezen.’
Johanna was een poosje stil. Ik staarde uit het raam. Er liep een konijntje door de tuin. Dat beest van de buren was weer losgebroken.
‘Wat zegt die mevrouw X?’ vroeg ze uiteindelijk.
‘We hebben alleen nog maar het kennismakingsgesprek gehad. Volgende week moet Peter een hele ochtend naar haar toe.’
‘Nou ik ben benieuwd.’
We babbelden nog wat over haar schilderij en de eigenaresse van de galerie die haar kunst zo goed leek te begrijpen.
Twee weken later werden Jan, Peter en ik uitgenodigd door mevrouw X om uitleg te krijgen over haar bevindingen. Ze had ook een rapport geschreven en dat zouden we dan meekrijgen, legde ze aan de telefoon uit.
Mevrouw X hield praktijk in een groot deftig huis. Het stond in een parkachtige buurt. We moesten voor de praktijkruimte over een pad langs het huis naar een aanbouw die zich in de achtertuin bevond.
‘Leuk optrekje,’ zei Jan, ‘ik word ook orthopedagoochelaar.’
‘Orthopedagoochelaar’, herhaalde Peter die tussen ons in liep.
‘Oh hemel jongens, gaan we niet zo beginnen,’ zei ik.
Peter lachte. Het was het eerste lachje van de dag. Ik moest opgelucht ook een beetje grinniken. We stapten ontspannen naar binnen.
Mevrouw X was een wat deftige dame, met een luchtje van duizend euro, zei Jan later.
‘Peter is een normaal intelligente jongen waar de schoolresultaten niet mee in overeenstemming zijn’, stak mevrouw X van wal, na het ‘goedendag, fijn dat u er bent.’
‘Oh gelukkig’, zei ik onwillekeurig, want ik dacht dat dit goed nieuws was.
‘Nou,’ zei mevrouw X ernstig, ‘dat is natuurlijk wel iets om je zorgen over te maken.’
Ik hoorde Jan diep inhaleren en zag hem in mijn ooghoeken een paar centimeter langer worden. Mevrouw X ging prompt ook een beetje rechterop zitten. ‘Kijk’, zei ze, ‘er is geen significant verschil tussen de verbale en performale vaardigheden.’
‘Wat is performaal?’ vroeg Jan. Ik was blij dat hij het vroeg want ik wist het ook niet. Mevrouw X legde haar armen ontspannen op tafel met haar handpalmen tegen elkaar, zichtbaar tevreden dat ze haar autoriteit kon laten gelden en gaf ons op geduldige toon toelichting. ‘Verbaal gaat over de woordenschat, het taalgevoel. Performaal is hoe hij zich in de praktijk redt. Hoe hij problemen oplost. Het gaat bijvoorbeeld over ruimtelijk inzicht. Eigenlijk kunnen we dus zeggen dat zijn intelligentieprofiel harmonisch is en dat is inderdaad goed nieuws’, zei mevrouw X vriendelijk. ‘Maar!’
We waren allebei stil. Ik keek naar Jan. Hij had een diepe frons op zijn voorhoofd.
‘Zijn schoolprestaties komen hier niet mee overeen en dan is er wel iets aan de hand natuurlijk. Een gewone jongen moet ook gewoon presteren toch?’
Op dit punt was Peter opgestaan en naar de hoek van de kamer gelopen. Daar stond een tafeltje met speelgoed voor de hele kleintjes. Hij ging er zitten en begon belangstellend een houten vrachtwagen te onderzoeken.
Mevrouw X vertelde verder dat ze het idee had dat Peters oog-hand-coördinatie niet goed ontwikkeld was en dat wellicht zijn linker- en rechterhersenhelft niet goed samenwerkte. Ze suggereerde dat Peter te weinig in de zandbak had gespeeld en dat dat misschien kwam omdat vader zeeman was en moeder te weinig tijd had om zich om het spel van Peter te bekommeren. ‘U werkt ook toch?’ vroeg ze mij ineens. Ja ik werkte toen nog.
Het stond allemaal in het verslag dat ze had gemaakt en we konden het thuis nog eens rustig doorlezen.
‘Veel structuur’, zei ze. ‘En kleine stapjes. Dat is het verstandigst. Als u het goed vindt stuur ik mijn bevindingen naar de school.’
‘Dat doe ik liever zelf’, zei ik iets te snel. Mevrouw X keek mij over haar leesbril vorsend aan.
‘We lezen het graag eerst,’ legde Jan uit, ‘uw rapport.’
‘Oh nou, zoals u wilt. Ik heb een warm contact met Georgette Rakkers. We waren studiegenoten. Maar u hoeft zich geen zorgen te maken hoor. Ik doe niets wat u niet prettig vindt.’
In de auto zei Peter dat hij terug wilde naar juf Marretje. Het haalde Jan en mij even uit onze gedachten; we moesten erom lachen. ‘Vond je de houten vrachtwagen zo mooi?’ vroeg ik. Peter gaf geen antwoord en staarde uit het raam. Ik voelde voor het eerst een onbestemd verdriet wakker worden vanbinnen. Een gevoel van onmacht. Wat kon ik doen? Hoe kon ik hem minder ernstig laten kijken, weer laten lachen en zorgeloos naar school laten huppelen? Hij was niet gelukkig. Hij wilde terug naar waar het veilig had gevoeld. Naar de kleintjes, naar juf Marretje.
Het liet me niet los. Sam en ik zaten op de bank. Hij met een Donald Duck, ik met een of ander tijdschrift. Jan was met Peter en Ingeborg naar de kinderboerderij. Sam ging zo naar pianoles. ‘Sam, vindt Peter het wel leuk op school?’
‘Weet ik niet. Moet dat?’
‘Nou jij vindt het toch wel leuk op school?’
‘Ja soms.’ Sam bleef in zijn blad turen.
‘Soms? Sam? Soms?’
‘Nou ja, meestal wel. Juffie Bakkebaard is stom.’
‘Juffie gym bedoel je?’
‘Ja die gilt altijd.’
‘Nou als dat het enige is.’
Sam begon te giechelen. ‘We hadden haar gympen verstopt en toen werd ze kwaad.’
‘Oh nou dat is ook niet aardig.’
‘Ze hingen in de vlaggenmast.’ Een hikkend lachje. ‘En toen ging de gymles niet door.’
Sam vindt het leuk op school, dacht ik onwillekeurig. Daar hoef ik mij geen zorgen over te maken. Hoogstens dat hij een keertje moet nablijven.
‘Maar Sam, … Peter … zie je hem wel eens op school? Op het plein of zo?’
‘We hebben niet gelijk pauze. Ik zit in de middenbouw. De kleintjes gaan apart. Mark zegt dat ze Peter pesten.’
‘Wie? Wie is ‘ze’ Sam?’ ik pakte zijn Donald Duck af.
‘Weet ik veel!’ Verontwaardiging.
Jan en ik hadden amper gesproken over het bezoek. Jan leek onder de indruk. Het rapport stond vol moeilijk termen.
Peters intelligentie werd aangeduid met de TIQ (105), de VIQ(110) en de PIQ100). De TIQ was zijn totale score. De andere twee respectievelijk verbaal en performaal had mevrouw X uitgelegd.
In het rapport stond verder dat Peter ‘oogt conform zijn kalenderleeftijd’. De schoolprestaties waren er niet mee overeenstemming. Hoe erg was dat? Mevrouw X had er zorgelijk bij gekeken toen ze uitlegde dat bij ‘normale kinderen’ de cognitieve ontwikkeling leeftijd-adequaat is. Was Peter dus niet normaal?
Ze had daarop doorgevraagd, naar Peters ontwikkeling als baby en peuter. Of we ons toen niet al zorgen hadden gemaakt? Er was toen toch ook al hulp gezocht bij het consultatiebureau nietwaar? ‘Dat heeft u mij zelf verteld.’
Jan had antwoord gegeven. Zij stem klonk anders, onzeker, bezorgd, zacht. ‘Nee, eigenlijk niet’, een beetje schuldig leek het, ‘Peter is altijd heel nieuwsgierig geweest. Hij vindt alles leuk eigenlijk.’
‘Behalve school’, zei mevrouw X met een wat treurig glimlachje.
‘Behalve school’, had Jan geantwoord met een onduidbare blik naam mij. Ik voelde mij net zo onzeker als hij. Nog meer denk ik. Ik bracht de meeste tijd met de kinderen door. Lag het aan mij?
‘Denk jij ook dat ik te weinig met de jongens doe en dat Peter daarom zo achterloopt?’ vroeg ik Jan. De kinderen waren op school. Het was mijn vrije dag. Ons ochtendje samen.
‘Nee, natuurlijk niet.’ Jan klutste in een pannetje melk voor de koffie. Hij zou nog maar een paar dagen tot hoogstens een week thuis zijn. Er was al een paar keer gebeld door de rederij. ‘Ik vind het wel vervelend om je met deze toestand alleen te moeten laten. Ik zal proberen wat vaker te bellen.’
‘Als het goed is gaat Rakkers nu met hem aan de slag toch? Zij moet nu weten wat haar te doen staat.’
‘Je moet haar ook vertellen wat Sam gezegd heeft. Misschien wordt hij gepest en vindt hij het daarom gewoon niet leuk op school.’
‘Maar waarom wordt hij gepest? Peter is toch een leuk joch? Niet de nurt met het peentjeshaar en het uilenbrilletje bedoel ik?’
‘Nee’, zei Jan alleen. Ik vroeg niet verder. Ik wilde dat hij rustig naar zee ging zonder zorgen. Dus begon ik over z’n plunjezak. Die stond al klaar met de belangrijkste zaken. Moest ik nog wat doen? We waren niet het gezin waar moeder de was deed. Jan glimlachte. Hij had me door. ‘Neem wat stroopwafels voor me mee als je boodschappen gaat doen zo.’
‘Ik haal een pallet’, antwoordde ik lachend, ‘voor zes maanden!’
Jan vertrok voor het gesprek met Rakkers. Toch ineens onverwacht weet ik nog. Hij moest vliegen naar Houston. Er zaten vier pakjes stroopwafels in zijn plunjebaal.
Ik ging een paar dagen later alleen naar mevrouw Rakkers om haar plan aan te horen. ‘Ach is uw man al naar zee? Wat jammer. Zijn de jongens erg verdrietig? Ik zal wat beter op ze letten de komende tijd.’
Tot de zomervakantie zou ze Peter een paar keer per week uit de klas halen voor oefeningen om zijn aandachtsboog te vergroten, zoals ze dat noemde. Ze vroeg mij begripvol of ik een beetje kon helpen met het huiswerk wat ze Peter mee ging geven naar huis. ‘Het is nu dubbel druk voor u nu uw man naar zee is, maar we willen toch niet dat Peter nog verder achterop raakt he?’
Ik weet nog dat ik ijverig beloofde dat ik daar zeker op zou letten. Ik was heus een goede moeder. Daar wilde ik haar van overtuigen. Mevrouw Rakkers was een wat statige vrouw. Ik voelde me op een bepaalde manier wel veilig bij haar. Het klonk allemaal heel professioneel en zorgzaam. Ik had voorzichtig het pesten naar voren gebracht. Ze beloofde mij dat ze erop zou letten of er gepest werd. Dat laatste kon ze zich eigenlijk niet voorstellen. Ze waren heel streng op de Montessori wat betreft pesten. En het hoorde eigenlijk niet bij het schoolsysteem, legde ze me uit op besliste toon. Ik werd graag gerustgesteld. De maanden erna pakte we ons ritme weer op zonder papa. De jongens en Ingeborg gingen twee dagen in de week naar de naschoolse opvang, een dag kwam mijn moeder, een dag was ik vroeg thuis en woensdag was ik vrij.
Comments
Post a Comment