9 De Opvoedkundige

 

Mijn zussen waren op kraambezoek. Popschudden noemden we dat vroeger thuis. Mijn moeder had wortels in Twente. Mijn oudste zus heet Lucia en mijn tweede zus, Johanna. Lucia is boekhouder, ons rekenwonder. Ze heeft twee kinderen, een jongetje en een meisje. Lucia werkt vooral thuis. Ze doet de administratie van allerlei kleine bedrijfjes. Haar man is belastingadviseur. Ze heeft haar droogstoppel leren kennen tijdens de studie rekenen, zoals Johanna en ik dat altijd plagerig noemen. Maar Bert is wel oké. Alleen een beetje precies. En niet erg flexibel.

Johanna is onze losbol. Na haar eindexamen VWO ging ze eerst braaf studeren maar eigenlijke wilde ze gewoon beeldend kunstenaar worden, dus gaf ze de brui aan de studie en schreef zich in bij een kunstacademie. Papa was zwaar teleurgesteld maar hij hield zich flink. Als ik mama ernaar vroeg zuchtte ze. ‘Ach ja’, zei ze dan. ‘Het gaat wel weer over.’ Zonder uit te leggen wat er dan over moest gaan. Ik vermoed dat papa er thuis flink over geklaagd heeft. ‘Zoveel kansen krijgen die kinderen. En wat doen ze? Ze vergooien het! Hebben we daar nou zo voor gevochten?’ Of iets van gelijke strekking.

 

Na alle uitroepen van bewondering, terwijl Jan de thee en beschuitjes met roze muisjes ronddeelde, vroeg Johanna: ‘Marta, hoe is het nu met Peters slapen? Zit je nou gewoon de hele nacht op? Haha. Baby voeden, tv kijken met Peter, baby voeden. Of kijk jij nu tv met Peter Jan?’ Jan grinnikte braaf. ‘We lopen onze wachtjes’, antwoordde de zeeman vaag.

‘Oh. Maar helpt die vrouw een beetje? Hoe heet ze ook weer?’

‘Ze heet Mariëlle en ze vindt dat wij strenger moeten zijn voor de jongens, dan gaat Peter beter slapen’, antwoordde ik alsof ik een gebruiksaanwijzing voorlas.

‘Oh, nou. Rust en regelmaat zeiden ze vroeger toch?’ Johanna keek er spottend bij toen ze dit zei.

Lucia, onze georganiseerde zuster ontging het. ‘Ja, nou, zeker, heel belangrijk’, zei ze. En Johanna lachte haar vierkant uit.

Terwijl Lucia van wal stak over haar kinderen, hoe goed het gaat op school en dat ze allebei in het eerste team van hockey zitten, ‘van de ukkies dan hè?’, voelde ik voor het eerst een grote weerstand opkomen tegen die opvoedkundige. Er stond een afspraak voor de komende week. De eerste na onze kraam vakantie. Ik had er geen zin in. Dat mens in mijn huis. Mij vertellen wat ik doen moest met mijn eigen kinderen, terwijl het eigenlijke probleem waar ik hulp om gevraagd had, zichzelf al leek op te lossen.

Peter wilde de laatste week voor Ingeborgs geboorte helemaal niet meer naar bed. We hebben dat een beetje laten lopen omdat we geen zin hadden in gedoe. Ik liep op alle dag, zoals dat heet. Jan en ik lieten Peter ’s avonds meestal rondscharrelen in de woonkamer tot hij omviel op de bank. Voor de lieve vrede. Uiteindelijk maakte Peter de bank tot zijn bed. Hij had ergens een dekentje vandaan gehaald en ging uit zichzelf tegen elf uur op de bank liggen en sliep. Wij dachten slim te zijn en Jan droeg Peter ‘s nachts naar boven naar zijn bedje, maar dat bleek geen goed idee. Dan stond Peter een half uur later te krijsen met zijn handjes razend rond de spijlen geklemd. Dus lieten we hem nu maar gewoon op de bank beneden liggen. En hij sliep! Het was een zegen.

Waarom ging dit zo? Ik weet het niet. We konden niet in Peters hoofdje kijken. Hij kon ons niet uitleggen wat er gebeurde ’s nachts in zijn bed. Hij wilde op de bank slapen en daarmee uit. Ik zag geen reden om dat niet goed te vinden. Hij sliep. De hele nacht. Net toen Ingerborg werd geboren hoefden we ons over Peters nachtrust even geen zorgen meer te maken. Ik vond het een fantastische timing.

 

De opvoedkundige dacht er heel anders over. Kinderen hoorden in een bed te slapen. Bovendien moesten kinderen leren luisteren. ‘Straks besluit hij dat hij in jouw bed wil slapen! Gaan jullie dan met je tweeën in zijn ledikant liggen?’

Ik voelde het bloed in mijn hals stijgen en legde haar beheerst uit dat ik de begeleiding eigenlijk wilde stoppen. Mariëlle keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Die beslissing was aan mij natuurlijk, zei ze, maar ze maakte zich wel zorgen en dat zou ze ook in haar rapportage zetten. Ineens voelde ik me bedreigd door die vrouw. Ineens realiseerde ik me wat ik had gedaan. Ik had mijn voordeur opengezet voor een wildvreemd mens en nu waren we overgeleverd aan de mening van iemand die niet per se mijn leven begrijpt of mij ter wille hoeft te zijn. Misschien komt ze wel uit een heel streng Christelijk gezin en vindt ze ons goddeloos en frivool. Waarom is wat zij zegt waar? Jan zag vermoedelijk dat bij mij de grens bereikt was, want hij zei snel: ‘Prima, krijgen wij die rapportage ook te lezen?’

Ja natuurlijk die zouden we te lezen krijgen en we zouden die zelfs moeten ondertekenen.

 

De rapportage kwam twee weken later. De kraamhulp was allang vertrokken en Jan en ik werden in beslag genomen door onze nieuwe dochter en de jongens. Ik was die hele Mariëlle volkomen vergeten. Mijn vader was op bezoek. Mijn moeder was een dagje weg met vriendinnen en pap zou bij ons eten. Jan kwam binnen met de grote enveloppe met het logo van de organisatie erop. ‘Zullen we die morgen openmaken?’ vroeg hij. Maar ik was te nieuwsgierig en scheurde hem open.

Mariëlle schreef in haar rapportage dat we een liefdevol gezin waren. ‘De ouders tonen duidelijk genegenheid voor hun kinderen.’ Hieruit moesten we opmaken dat er ouders waren die geen genegenheid voor hun kinderen hadden. Iets waar ik nooit bij stilgestaan had. Maar, schreef de hulpverlener, we hingen ook een nogal vrije opvatting over opvoeden aan. De tweede zoon maakt de dienst uit en moeder vindt dat geen probleem, schreef ze in het rapport. Ook vond ze het vaak rommelig in ons huis en aten we op onregelmatige tijden, wat de opvoeding van twee drukke jongens niet ten goede kwam. Ik nam mij op dat moment voor om nooit meer iemand in mijn huis te laten die mij denkt te moeten adviseren over mijn eigen kinderen.

‘Het is toch god geklaagd!’, riep ik uit.

‘Ach waarom,’ zei Jan, ‘ze moet toch wat opschrijven anders kan ze haar uren niet verantwoorden. Dat mens doet gewoon gewichtig.’

‘Ja maar Jan. Hoe oud was ze helemaal? Zesentwintig? Wat denkt zo’n jonge kip wel!’

Mijn vader keek peinzend. ‘Nou die meiden krijgen een stevige opleiding hoor. Het lijkt misschien een beetje doorgeschoten. Jullie zijn verantwoordelijke ouders. Maar veel mensen hebben echt wel een beetje hulp nodig bij de opvoeding.  Kinderen worden nu heel goed in de gaten gehouden door consultatiebureaus en schoolartsen. Er zat vroeger bij mij een jongen in de klas met een vreselijke kromme rug en X-benen. Ja, het was wel na de oorlog, maar toch. Als daar iemand tijdig naar gekeken had en vitaminen had voorgeschreven was het misschien heel anders afgelopen met die jongen. Niet alle ouders zijn zo zorgzaam als jullie… of, of, … goed opgeleid. Dat is het ook he.’

 

Ik moest er nog lang over nadenken. Ik voelde me gekrenkt door de opvoedkundige. Alsof ik het niet goed deed. En dat deed ik wel. Dat wist ik zeker. Ik hield helemaal niet van een streng geregeld huishouden. Zo was het bij ons thuis vroeger geweest. Drie keer per dag werd de tafel gedekt. Elke dag. Ontbijt, lunch en avondeten. Alleen op zondag sloegen we de lunch over. Dan mocht iedereen wat pakken. Vaak was er dan een pan soep voor tussen de middag. Of papa maakte een kleine rijsttafel met veel te scherpe sambal. Dan stond het hele huis blauw en liepen we allemaal te hoesten. De zondag kenmerkte zich vooral door de kerkgang ’s morgens, de sherry om twaalf uur en de enorme afwas van papa’s koken aan het einde van de middag. En daarna werd gewoon weer de hele tafel gedekt om half zeven prompt. Om kwart voor zeven werd gegeten, of we nou nog vol zaten van de nasi of niet. Daarna deden mijn zusjes en ik de afwas. Om acht uur was er koffie, bij het journaal. Elke dag. Later ontdekte mijn moeder cafeïnevrije koffie. Dat werd toen ingevoerd voor de avond.

 

Is het gek dat wij dat anders doen, Jan en ik? Wat is er zo belangrijk aan die regelmaat? Hebben kinderen dat nodig? Ik deed geen bliksem op school ondanks de strenge regelmaat van mijn ouders. Hoe was dat vroeger? Waren pubers in papa’s tijd niet lui? Krijg ik onverantwoordelijke kinderen als ik niet drie keer per dag de tafel dek? Ik was jong, nog maar net moeder. De onzekerheid die mij ineens werd opgedrongen maakte me boos. Ik besloot Mariëlle op te bellen.

Het ging niet echt goed, dat gesprek. Ik was te beledigd. Ik verweet haar dat ze mijn vertrouwen schond door zo over ons te schrijven. Zij verdedigde zich. Het was niet haar bedoeling om mij boos te maken. Ze was er juist om te helpen. Er klonk heel veel in door wat Jan en papa hadden gezegd. Ze deed haar werk zoals ze geacht werd te doen. Als ze dingen zag waar ze zich zorgen over maakte moest ze dat opschrijven. Anders kon zij later erop aangesproken worden dat ze iets over het hoofd had gezien. Later? Hoezo later? Ik was nog niet assertief genoeg om ernaar te vragen. Dat zou met de jaren groeien. Nu verbeeldde ik me gewoon dat ik haar argumentatie snapte. Ik moest begrip hebben voor haar situatie. Ik bond in. Ik vroeg of ik mocht tekenen voor gezien en of ik mijn eigen verslag eraan toe mocht voegen, of dat dan samen bewaard zou worden. Dat mocht en dat beloofde ze.

Het verslagje dat ik schreef zit nog steeds netjes in het enorme dossier ‘Peter’ dat ik met de jaren heb gevuld.

 

Op 2 maart jl. heb ik de hulp ingeroepen van bureau x omdat ik opvoedkundig advies zocht. Een van mijn kinderen slaapt zo weinig en is zo lang wakker ‘s nachts dat mijn man en ik ons zorgen maakten. Onze twee zoon Peter is een bijzonder kind. Hij is nog maar twee jaar maar hij praat al in volzinnen. En wat heeft hij ons de hele dag veel te vertellen! Hij is heel anders dan Sam, onze oudste. Sam is heel bedachtzaam en praat juist weinig. Maar Peter is de hele dag bezig en vertelt honderd uit. Hij is duidelijk heel erg intelligent, net als zijn broer. We maken ons als ouders geen zorgen over hem.

De reden waarom we hulp vroegen aan een opvoedkundige was zijn slaapritme. Ongeveer een half jaar geleden begon Peter wakker te worden ’s nachts. Hij wilde dan zijn bedje uit. We zaten hele nachten op met hem. Overdag sliep hij ook niet en we maakten ons daarover zorgen. Ik heb toen de opvoedtelefoon gebeld en kreeg het advies om een opvoedkundige in te schakelen.

Inmiddels gaat het met Peters slapen veel beter en hebben we dus geen hulp meer nodig.

 

Nu ik dit verslag teruglees voel ik de behoefte weer die ik toen had om mezelf te verdedigen. Peter was bijzonder. Jan en ik wisten dat. We vonden het niet erg. Een bijzonder kind zal het ver schoppen! Dat waren ook woorden van de trotse grootouders. Ik wilde mij niet verdedigen voor mijn kind, of voor mijn, vroeger zou ik zeggen vertrouwen in mijn kinderen, nu zeg ik: mijn onvoorwaardelijke liefde voor hen. En dus deed ik precies dat. Ik verdedigde mijzelf.

Comments

Popular posts from this blog

17. The welfare allowance

11. The Remedial Teacher

21. Mijn Amerikaanse neef