17. De uitkering
De tuin moet nodig worden gedaan, maar het regent pijpenstelen. Vandaag hoeft het in ieder geval niet. Hoe gewoon mijn huis voelt. Mijn kamer, de kleur van de kozijnen, de tuin, de druipende struiken, het gras met de madeliefjes. Gewoon van mij, mijn thuis. Af en toe voel ik mijn ouderlijk huis in dit huis. Het soort thuis voelen voelt als vroeger, wanneer ik als luie tiener lag te dromen in de vensterbank en de zon schaduwen tekende op het terras. De geur, de warmte. Heimwee naar de zorgeloosheid. Ik heb even het rijk alleen. Jan is met Peter naar het UWV. Ingeborg is nog niet thuis uit school. Waarschijnlijk is ze na school meegegaan met haar hartsvriendin. Een uurtje nog. Dan zal iedereen wel weer binnenvallen. Dan moet ik gaan denken over het avondeten. Wat kan ik in een uurtje vertellen? Jan is dus thuis met verlof en dan neemt hij altijd taken van mij over. Wat heerlijk is. Peter moet een uitkering krijgen. Hij is bijna negentien en dus moet er voor ...